
Spreekwoorden: (1914)
Van den tand zijn,d.w.z. aftandsch zijn, oud zijn. Zie n<sup>o<-sup>. 60 en vgl. nog Spect. VII, 27: Een boereknegt verzeekerde my dat het (paard) wel agt jaar op uw stal was geweest, en dat het toen ter tyd, hoewel reeds van den tand, een van de braafste paarden was van de gansche Provi...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Van den tand zijn,d.w.z. aftandsch zijn, oud zijn. Zie n<sup>o<-sup>. 60 en vgl. nog Spect. VII, 27: Een boereknegt verzeekerde my dat het (paard) wel agt jaar op uw stal was geweest, en dat het toen ter tyd, hoewel reeds van den tand, een van de braafste paarden was van de gansche Provi...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.